In de tijd van monniken en ridders leefden de bewoners van West-Europa in een landbouwsamenleving. Dorestad was een van de weinige steden waar handel en nijverheid was. De landbouw was georganiseerd volgens het hofstelsel. Een domein zorgde economisch voor zichzelf (autarkie) en werd bestuurd door een Edelman of abt van een klooster. De halfvrije boeren (horigen) van een domein hadden weinig rechten en veel plichten: ze moesten bijvoorbeeld belasting betalen en herendiensten verrichten voor hun domeinheer. Er waren 3 sociale groepen: Op nummer 1 stonden de geestelijken, op nummer 2 de edelen en als laatst de boeren. De geestelijkheid en adel vormden elk een stand met privileges. Er waren enige mogelijkheden voor sociale mobiliteit (Als iemand een andere maatschappelijke positie kan innemen). Boeren konden geestelijke worden, door in het klooster te gaan. Edelen konden trouwen met hogere edelen.

Maak jouw eigen website met JouwWeb